Ton sur Ton is een exclusief Maastrichts parfum. Het belooft je een tocht langs de geuren van vroeger. De vijf geurtonen bestaan uit:
Épices, een mix van de specerijen gember, kaneel en kardemom
Tilleul, de zachte bloemengeur van de meer dan 6500 lindebomen
Péche, de geur van perzik.
Sùede, dat verwijst naar de tijd van de leerverwerking
Nude, een combinatie van musk, ambergris en tabak.
Het is een lekker parfum, erg subtiel en het is maar goed dat niet alle echte geuren van vroeger in het parfum verwerkt zijn zoals die van de leerlooiers. Leer kan lekker ruiken, maar de bewerking ervan is een vies zaakje. Vanwege het gebruik van urine bij het leerlooien worden de ambachten zo ver mogelijk naar de rand van de stad verbannen. Zoals ook het slachthuis uit 1850 aan de Helpoort dat pas vijftig jaar later in 1901 verplaatst wordt na klachten over onhygiënische toestanden en stankoverlast.
Carolyn Steel zegt dat de Britten bekend stonden om hun voorliefde voor het eten van rood en rauw rundvlees. Dat verandert met de Verlichting die een grote omslag in het denken geeft waaronder een pleidooi voor compassie met dieren. Deze gevoeligheid voor dierenleed leidt in 1847 tot de oprichting van deVegetarian Society. Hoewel er in het begin nog niet veel leden zijn, is het bestaan van een dergelijke vereniging genoeg om een gevoel van schuld op te roepen bij degene die nog steeds vlees eten. Een weerzin tegen het doden van dieren ontstaat. Maar het gevolg hiervan, zegt Steel, is niet zo zeer dat geleidelijk aan mensen stoppen met het eten van vlees. Wat er gebeurt, is een toenemende poging om te verbergen dat als je vlees eet hiervoor een dier gedood moet worden. Door de toegenomen gevoeligheid in de victoriaanse tijd raken de minder aangename aspecten van het leven uit het zicht. En deze tendens is nog steeds gaande.
Allereerst verdwijnen de slachthuizen uit de steden, koks in de restaurants veranderen het uiterlijk van het vlees. Varkens, konijnen en ganzen — die vroeger in volle, levensechte glorie op tafel verschijnen, compleet met snuit, vacht en veren — ze worden nu geserveerd zonder dat je ziet dat het vlees dat je eet van een levend dier afkomstig is. Of het wordt à la russe geserveerd: uit het zicht van de gasten aan tafel gesneden vlees.1
Dit victoriaanse schuldgevoel, zegt Steel, neemt toe na de publicatie in 1859 van Darwin’s The Origin of Species. Mens en dier hebben dezelfde afkomst, een gedachte die in die tijd en lang daarna een enorme schok veroorzaakt.
Voedsel is altijd het onderwerp geweest voor angst en verlangen, maar nu wordt angst de dominante factor. Vlees wordt een bron van afkeer, het uiterlijk van een bloederige steak lijkt te veel op mensenvlees. De Britten die hun vlees graag rauw aten, beginnen hun vlees nu dood te koken, een gewoonte die ze tot op de dag van vandaag houden.2
1 Steel, C. (2011). De hongerige stad: hoe voedsel ons leven vormt (Dutch Edition). NAI Uitgevers/Publishers Stichting. p. 167
2 Steel, C. (2011). De hongerige stad: hoe voedsel ons leven vormt (Dutch Edition). NAI Uitgevers/Publishers Stichting, p. 168